Naar nieuws

Ben jij normaal? – Terugblik bijeenkomst Normaliseren in de zorg voor jeugd (3 tips)

15 december 2022

Wat is normaal? En wat verstaan we onder ‘normaliseren’ in de zorg voor jeugd? Hoe pas je dat toe in je dagelijkse praktijk en waar liggen de uitdagingen? Met een dertigtal professionals vanuit de huisartsenpraktijk, jeugdgezondheidszorg en gemeenten in Rivierenland, bogen we ons over deze vragen. We delen graag de inzichten met je.

Deze plant heeft ADHD!

“Als je naar deze foto kijkt, wat zie je dan?” zo vroeg kinderpsychiater Wouter Staal van Karakter de deelnemers. “Te weinig water”; “Te veel licht”; “Nee, deze plant heeft ADHD!” zo zei een van de deelnemers. Dat was precies het punt dat Wouter wilde maken: we kijken soms teveel naar het kind als het gaat om probleemgedrag. En voor zorgverleners die van nature willen ‘helpen’, betekent dat al gauw een diagnose, verwijzing of pilletje. Maar het gaat niet alleen om aanleg en het kind. De context (school, gezin) en de mate van veerkracht zijn bepalend voor de uiteindelijke psychische kwetsbaarheid.

Normaal wordt schaars

Die boodschap sloot naadloos aan op wat Daniël Muller van GGD Gelderland Zuid vertelde: normaal wordt steeds schaarser, zo lijkt het wel. Maakte in 2000 nog 1 op de 27 kinderen gebruik van jeugdhulp, inmiddels is dat opgelopen naar 1 op de 8 kinderen. Wat is er veranderd? Niet zozeer het kind, maar wel de omgeving. Het idee dat geluk en succes maakbaar en voor iedereen haalbaar zijn, is vele malen groter dan 20 jaar geleden, zo stelde Daniël. En nu dan? Drie tips die Daniël de aanwezigen meegaf:

  1. Betrek het informele netwerk: vraag ook eens aan een kind met wie in de eigen omgeving hij het hier eens over zou willen hebben (familie, opvoeder, verenigingsleven, school, etc.)
  2. Overschat noch onderschat: denk niet te snel het ergste, maar wimpel psychische klachten ook niet af. Wat is hiervoor nodig? Goed luisteren, het gesprek aangaan, vertrouwen.
  3. Gun jeugd ‘aanlummeltijd’. Ruimte en vrijheid om eigen mogelijkheden te onderzoeken en hun eigen keuzes te maken. Soms weet je het even niet. Soms zit je even een periode niet zo lekker in je vel. En dat hoort ook bij het leven.

Kaderhuisarts GGZ Ingrid Houtman van het ECT en Zorggroep Gelders Rivierenland herkent dit uit de dagelijkse praktijk van haarzelf en de POH Jeugd. Zo geeft ze het voorbeeld van een meisje van 16 jaar met depressieve gevoelens, prestatiedwang, die zelfbeschadigend gedrag vertoont. Iets waarbij de alarmbellen afgaan. Maar de ernst van de signalen, voorspelde in deze situatie niet het verdere beloop en de behandeling. De POH jeugd wist in een aantal gesprekken een vertrouwensband te creëren. Ze legde uit wat er met je gebeurt in de puberteit en welke gevoelens daarbij kunnen komen kijken. En in gesprekken met de ouders en het meisje samen ging het over verwachtingen, de lat hoog leggen en ervaren prestatiedruk.

Variatie als het nieuwe normaal

De sprekers doen een appèl op de aanwezigen: focus niet op ‘normaal’, maar op variatie. Wouter illustreert dit aan de hand van de Gauss-curve, die de normale verdeling van een variabele weergeeft1. Als de kaders en normen (en wat de maatschappij verwacht) te strak worden, vallen er steeds meer kinderen buiten de boot. Met extra zorgvragen tot gevolg. Want iedereen wil dat zijn/haar kind lekker in zijn vel zit en gelukkig wordt. Logisch dat mensen dan aankloppen bij jou als zorgverlener: help! Wat doe jij dan?

Dokter, help!

Na de pauze gingen we interactief aan de slag. Want wat doe je als een kind/ouder aanklopt? Wanneer verwijs je door, wanneer niet? Tegen welke problemen loop je aan en welke oplossingen zien we daarvoor?

Er is veel commitment en betrokkenheid bij alle betrokkenen, zo zien de aanwezigen. Maar we weten elkaar nog niet altijd goed genoeg te vinden, zoals onderwijs, eerstelijns zorg en sociale teams van de gemeente. Een goed voorbeeld is de POH-Jeugd die zowel in de huisartsenpraktijk als voor het sociale team werkt. En in West Betuwe is er een gezamenlijk verwijskader ontwikkeld.

Prestatiedruk is een groot probleem, net als de verwachtingen vanuit bijvoorbeeld ouders. Dat geldt ook voor verwachtingen naar zorgverleners. Iemand gaf het voorbeeld van een ouder die aanklopte en zei: “Ik heb het er op school al over gehad en ik heb voor mijn kind een verwijzing naar X nodig”. Wat je als zorgverlener dan kan doen is het gesprek aangaan. Ouders en jeugdigen inzicht geven, reflecteren, spiegelen. En handvatten geven hoe met (negatieve) gevoelens, angsten en onzekerheden om te gaan. Want als de context en de omgeving – die zo bepalend zijn voor de toename van ervaren problemen – niet zo één-twee-drie zullen veranderen, dan is helpen hiermee om te gaan de beste weg.

Meer weten?

Wil je meer weten over dit onderwerp of de resultaten van de bijeenkomst? Heb je een goed idee om hiermee aan de slag te gaan? Neem dan contact op met Eefje de Bruijne.

1 Een klein beetje wiskunde: verreweg de meeste mensen (de groep tussen de rode lijnen in de afbeelding) bevinden zich ergens rondom het gemiddelde en vinden we ‘normaal’. Dat geldt voor lengte, bloeddruk, maar ook voor psychische gesteldheid. Alleen de jeugdigen aan het uiteinde van de curve zijn dus écht kwetsbaar -als je zuiver naar kindgebonden factoren / biologie kijkt-. En hebben (extra) GGZ-hulp nodig. In de praktijk lijkt het er nu dus op dat de rode lijnen opschuiven: steeds mínder jeugdigen vallen binnen het ‘normale’. Dat komt door veranderingen in de omgeving en context. Steeds meer kinderen lijken dus buiten de rode lijn te vallen: met als gevolgen meer doorverwijzingen naar zwaardere zorg en wachtlijsten tot gevolg. Maar wiskundig gezien kan dat dus helemaal niet (alleen) bij het kind liggen… Vandaar ons pleidooi voor (meer) aandacht voor de context én voor meer variatie!